zondag 16 december 2007

Lezer


Ik ben niet zo’n lezer. Het liefst aanschouw, luister en beleef ik de dingen, nieuwe dingen.

Sinds enkele maanden is het leidinggevende team van mijn school compleet. Na ruim 5 jaar, met de nodige wisselingen, beschikt onze organisatie nu over een aantal middenmanagers die samen met mij, als schoolleider, het managementteam volledig maken.
Om dat een beetje te vieren, hadden we van de week een “voeten-op-tafel” bijeenkomst met z’n allen.
Uiteraard werden ideeën uitgewisseld, maar ook een paar aardigheidjes. Dingen die niet alleen het moment kracht bij moeten zetten, maar ook een inspiratie dienen te zijn om samen de toekomst aan te gaan pakken.
Ik kreeg een boekje. Tja.
Van John Kotter, over organisatie-theorie, een groep zuidpoolbewoners die zich al dan geen zorgen maken over het feit dat hun natuurlijke habitat aan het verdwijnen is.
Ze hadden rekening met mij gehouden.
Het schrijfsel leest lekker makkelijk weg, grote letters, niet te omvangrijk, veel plaatjes en witte plekken tussen regels en alinea’s.
Het boek was ook een schot in de roos, exact de beschrijvingen die erin voorkomen spelen ook in onze organisatie. De veranderingen, de weerstanden, verongelijk, enthousiasme, behoudendheid, arrogantie, status, noem ze maar op. Waar niet, trouwens.

Al lezende realiseerde ik mij maar weer eens dat een leidinggevende, of dat nu in een school is of niet, een leidinggevende maakt wanneer hij zijn eigen talenten en competenties ten volle benut. Dit geeft kracht, maar heeft ook een beperking. Het is immers een menselijk gegeven dat iedereen zijn sterktes en zijn zwaktes heeft.
Maar soms lijkt het wanneer je “hoger in de boom” te zitten komt, je schijnbaar je zwaktes niet meer kan laten zien. Anders ben je geen goede leider, menen anderen dan weer.
En wij, leiders en managers, trappen daar massaal in.
Wat we geneigd zijn daarin te vergeten is dat we moeten zoeken naar aanvullingen, het leidinggeven complementair moeten maken.
Als de één signaleert, de ander de kennis heeft, de derde de strategie kan uitzetten, de vierde het proces bewaken kan en de vijfde zich verantwoordelijk voelt voor de opbrengsten, ben je al een heel eind op weg. Complementair leiderschap.
Dat dat bepaalde individuele competenties vereist, lijkt me evident. Inzicht in processen en jezelf, je eigen leerstijl, kwetsbaarheid, ontvankelijkheid en weten waar je allergieën liggen en dit alles uitspreken met en naar elkaar.
Zo kun je volgens mij van iedere organisatie in welke fase van ontwikkeling dan ook, uiterst effectief en optimaal aansturen en leiden. Het ene moment zijn de vaardigheden van de één vereist, op een ander moment die van de ander.

Zo samen met mijn managementteam komen wij langzaam maar zeker op een dergelijk spoor. Allerlei organisatietheorieën, maar ook de kijk op het mens-zijn, helpen ons daarbij. Zienderogen groeit het besef, het vertrouwen in elkaar en het vertrouwen óp elkaar, wat minsten zo belangrijk is.
Een goeie organisatie kenmerkt zich dan ook door een leidinggevende die niet alleen de macht, maar ook de kennis wil delen. Die bereid is een stapje terug te doen, anderen wil laten excelleren en in de schijnwerpers wil laten staan. Een die vooral beseft dat de eigen wijze van leiden en sturen een uiterste houdbaarheidsdatum heeft. En hier ook naar handelt.

Inmiddels is het boekje uit. In om en nabij een uurtje. Zinvol uurtje, met bezinning. Een leuk boekje, dat geregeld een lach te voorschijn tovert. En ja, lachen is herkennen.

vandenBerg


John Kotter, “onze ijsberg smelt”(2006)

zaterdag 24 november 2007

Malieveld



Terwijl onze kinderen de stenen uit de straten halen om ze door autoruiten en naar overheidsdienaren te smijten, spreekt onze minister zijn afschuw uit over deze acties en de wijze waarop er mee omgegaan wordt.
Daarna snelt hij zich naar een volgend beraad en gooit zijn plannen er met lichtsnelheid doorheen. De aandacht is afgeleid, dus nu is het moment om precaire zaken snel af te ronden en aan de slag te gaan.
In het kabinetsberaad van afgelopen week was voor het gemak de besluitvorming rondom de 1 miljard van Plasterk van de agenda gehaald en de discussie rondom het ontslagrecht volgde spoedig daarna. Ergo: ze hebben niets gedaan. En van uitstel komt……

Gisteren trof ik in het nieuws het bericht dat overeengekomen gaat worden dat leerkrachten langer door moeten werken, de Bapo-leeftijd opgeschroefd en er verlofdagen ingeleverd gaan worden. Het collegegeld gaat omhoog, de CAO voor het VO is met een magere twee procent binnengehaald en de directeuren PO kunnen rekenen op 275 euri loonsverhoging.
Ineens gaat het allemaal bijzonder snel, die besluitvorming. Er is blijkbaar haast bij geboden, want ook de heisa rondom Uruzgan heeft ons kabinet ternauwernood overleefd. De kans dat zij het voorjaar niet meer halen wordt met de dag groter.
Balkenende wordt al beschouwd als de Ronald Reagan van de Lage Landen. Veel blijven lachen en praten, geen idee waar het over gaat. We zullen zien.

Een vakbondsleider verkondigt op de radio dat we in ons onderwijs terug moeten naar de kwaliteit van het lesgeven. De man en vrouw voor die klas moet weten wat hij doet. Er wordt te veel, volgens zijn zeggen, gekeken naar de processen erom heen. Dit is het alibi om niet meer naar de kern te hoeven kijken, de kinderen en hun ontwikkeling. Nederland is een land met een “verstandseconomie” en we doen nog “iets” in transport, zo meldde hij de luisteraar.
Dat verstand ontwikkelen we niet voldoende, basisvorming, VMBO, studiehuis/tweede fase, allemaal projecten die vanaf het begin gedoemd waren te mislukken. Competentie gericht leren in het MBO is afgeschaft en de Middenschool van van Kemenade is ook nooit echt wat geworden. Waar zijn we toch mee bezig?

Ik zal het je vertellen. Nederland is af. We zijn klaar, afgerond, uitontwikkeld, laatste knoop kan dicht, de mouwen weer afgerold. Hier valt niets meer te doen.
De huizenprijzen blijven stijgen, kantoorparken verrijzen als paddestoelen uit de grond waar elders hele flats gewoon leeg staan, files worden bestreden met nóg meer wegen en wat eens een bos was werd landbouwgrond om nu, anno 2007, toch maar weer bos te worden. We rennen in cirkeltjes en kunnen écht niets nieuws meer bedenken.
Innovaties en uitvindingen zijn per definitie verbeteringen van wat al was. We zijn bezig ideeën van ideeën aan ideeën te koppelen en ondertussen verdwijnen hele generaties in grote scholen waar ze gaan onderpresteren omdat hun VO-advies te voorzichtig wordt afgegeven door hun leerkracht in groep 8. Hij kiest er liever voor het kind succesvol de VO school in te laten gaat dan dat ‘ie afbrandt en hijzelf alsnog het verwijt van de ouders krijgen zal.
Ik heb het gezien. Een jongetje dat VMBO advies had gekregen, terwijl toetsresultaten uitwezen dat hij geschikt was voor de HAVO. Het kereltje heeft het hartstikke naar zijn zin, haalt negens en tienen bij de vleet, maar zijn ouders zien gebeuren dat hij zich vervelen gaat. Huiswerk heeft hij in zucht af, waarna hij meteen naar zijn vrienden gaat en de straat op. Uitgedaagd voelt hij zich steeds minder en door alle successen lijkt hij minder leerbaar te worden.
Op een kwaaie dag hoort hij dat zijn docenten die 1040 uur niet leuk vinden. Hij is het daar wel mee eens, snapt niet waar het over gaat, maar er gebeurt nu tenminste wat.
De straat op, keien gooien. Spektakel.
Maar ze doen tenminste iets. En wij, volwassen professionals? Wij laten het allemaal maar weer over ons heenkomen en bekijken deze mini-revolutie van achter onze gordijnen en spreken schande. Maar misschien laten die kinderen nu juist wel zien wat wij al jaren geleden hadden moeten doen. De afkalving en uitbuiting van ons vak, onze branche tegengaan door er ook werkelijk iets aan te gaan doen.

Het Malieveld staat nog steeds leeg.

vandenBerg

zaterdag 25 augustus 2007

Niet ik.... de ander.

Ouders willen meer discipline in de opvoeding. Ook op school. Ze willen dat kinderen beter opgevoed en strenger onderwezen worden. Althans, de kinderen van een ánder, want die groeien namelijk op voor galg en rad. Ouders zijn erg tevreden over hun eigen stijl van opvoeden en menen dat hún kinderen op de juiste wijze grootgebracht worden door henzelf.
In de ogen van ouders, zo blijkt uit onderzoek, mogen ándere ouders en leerkrachten wel wat meer discipline tonen en de opvoedkundige aanpak meer kracht en structuur laten uitstralen. Rust, Reinheid en Regelmaat als maatstaf. Bladergroen en Spock.

Grappig. Het stoepje van de buren mag wel eens schoongemaakt worden, want die maken er altijd zo’n zooitje van. We spreken schande over anderen wanneer er dingen gebeuren of passeren die niet in ons eigen beeld passen. Het is de ander die de fouten maakt, onhandig is, dom doet, stomme dingen zegt, onnozel kijkt, belachelijk oogt en altijd te laat op een afspraak is. Alle eigen ellende en rampspoed is de schuld van de ander, dit land gaat ten onder door toedoen van… de ander. Niet ik, nee, de ander. Jammer eigenlijk, maar helaas zo werkt het al eeuwen. Het is de ánder die veranderen moet, en de schuld ligt altijd buiten jezelf.

De roep om meer discipline is ook zoiets. Ouders willen er meer van zien op scholen en die moet dus door de ander en van buiten af aangebracht worden. Het is namelijk de schuld van het onderwijs die de jeugd zo verkwanselt, geen normen en waarden meer hanteert, waardoor er zoveel kinderen op jonge leeftijd al ontsporen (of aan de drank gaan). Het ontzag voor de meester of juf moet terugkomen en af en toe een tik op vingers, handen, het aangezicht of achterwerk kan wonderen doen. Van deze wijze van conditioneren is nog nooit iemand slechter geworden. We hebben het weggegooid. Het kind weggespoeld met het softe jaren ’70, ’80 én ’90 badwater. Terug naar tijden van structuur en orde, boetedoening en biecht.
Tja, ik heb altijd geleerd dat extrinsieke discipline en motivatie slechte drijfveren zijn voor de persoonlijke ontwikkeling, zoiets moet juist van bínnen uit komen en kinderen moeten dat als zodanig aangeboden en geleerd krijgen. Prikkels moeten op een adequate manier geleid worden, successen bereikt. We leggen die latten steeds hoger en hoger bij ze, waardoor de frustratie van de mislukking en het niet halen van de verwachting pijnlijk wordt. Het percentage “faalangstige” kinderen is schrikbarend gestegen, de dyslecten niet meer te tellen en het aantal afwijkingen groeit net zo hard als het aantal oplossingen om er iets aan te doen. Of andersom.
Laten we terugkeren naar de basis. Wil je iets bereiken, iets leren, iets ondernemen, dan zul je daar zélf iets voor moeten doen. En het verworven succes smaakt naar meer, zo ontstaat discipline.
Maar ja, hoe doe je zoiets, hoe leer je kinderen zo te denken, te leren en te handelen. Als leerkracht, als ouder.
Als ik zo rondloop door mijn school en tijdens warme zomerdagen collega’s in korte broeken en rokken, open hemdjes en teenslippers door de gangen zie bewegen dan krab ik mijzelf wel eens achter de oren en vraag mij af hoe dat zit met die voorbeeldfunctie, de motivatie en de discipline. Toegegeven, dat is ook moeilijk. Maar we vergeten het effect van ons eigen gedrag, we vergeten te kijken naar wat we zélf doen en uitstralen, want we zijn te druk bezig met kijken naar de ander.

Rust, Reinheid en Regelmaat zijn al eeuwen een grondstof en voorwaarde om tot leren te komen. En daar is niks mis mee. Maar vertaal je dit naar discipline, tucht en orde dan komen we op de verkeerde, eenzijdige weg.
Ik denk dat we er twee r-en aan toe moeten voegen. Die van Respect en Redzaamheid.



vandenBerg

zaterdag 28 april 2007

Schutting


Vandaag ga ik lekker buiten werken. Mijn buurman heeft namelijk geregeld dat we een nieuwe schutting gaan plaatsen. Enkele weken geleden kwam hij met het voorstel. De huidige voldeed volgens hem niet meer en het werd tijd dat er iets nieuws kwam.
De vervanging van de schutting stond niet op mijn prioriteitenlijst, dus na overleg met mijn wederhelft hebben we besloten dit onderdeel maar wat naar voren te halen op ons “to do lijstje”.
De reden waarom we dit gedaan hebben is simpel. Er zijn om mindere aanleidingen geweest waar enorme burenruzies uit ontstaan zijn. We wonen er nog niet zo lang en dus leek het een goed moment om eens nader kennis te maken. En een gemeenschappelijke activiteit doet de teamgeest versterken. Toch?
Door het neerzetten van die schutting weten wij in ieder geval ook weer waar ons territorium begint en eindigt. Zijn we straks weer in staat om onszelf op te sluiten op onze eigen vierkante meters in de naïeve veronderstelling dat we daarmee enige privacy hebben zullen.

Hoeveel leerkrachten doen niet hetzelfde? Het lijkt vaak dat er samengewerkt wordt. Veranderonderwerpen worden moedig ter hand genomen, informatie en meningen uitgewisseld en als het meezit een gezamenlijk standpunt verwoord.
Er wordt onderzoek gedaan en tijdens dat hele proces wordt draagvlak gecreëerd. Iedereen die het moet doen, zal het er mee eens moeten zijn, anders gebeurt het niet.
In dat laatste zit een valkuil. Want nadat we besloten hebben om iets aan te gaan pakken, we ons met overtuiging hebben ingezet om de verandering in gang te zetten, is het weer terug naar ieder voor zich. De deuren van de klaslokalen gaan weer dicht en we gaan door met wat we aan het doen waren. We kijken dus nooit meer even over de schutting om te zien of we doen wat we afgesproken hadden.

Geregeld heb ik een “directeurenoverleg”. Het directeurenoverleg is, de naam zegt het al, een bijeenkomst van álle directeuren van álle scholen die bij de stichting waar ik werk zijn aangesloten. Op zo’n overleg bespreken we zaken die op (boven-)schools niveau spelen. Ontwikkelingen komen in het licht, welke richting we dan op kunnen, we worden zelfs een stukje opgeleid in het nieuwe leren, denken en ondernemen. Aan het roer van de stichting staat een bovenschoolse baas, wij hebben er trouwens twee, die de koers uitzet voor ons en de begeleiding onder zijn verantwoordelijkheid heeft.
De bijeenkomsten lijken op een gemiddelde teamvergadering. Een deel heeft zich voorbereid, de stukken gelezen, een deel heeft niets gedaan en de interactie tijdens zo’n bijeenkomst verloopt volgens dezelfde patronen. Er is er een directeur die moppert, er is er een die intelligente opmerkingen wil maken, een die mee wil denken, kortom, van alles wat. Na een hele ochtend bijeen gezeten te hebben, komen de besluiten. Althans, dat hopen dan onze bovenschools leidinggevenden. De besluitvorming gaat vaak traag. Documenten moeten nog terug naar de teams en medezeggenschapsraden, er moet draagvlak op de werkvloer komen. Eigenlijk zijn wij ook een beetje schuttingbouwers.
We vinden het lastig dat ontwikkelingen die van een ander echelon komen, naar onze scholen toe gaan. Uitzonderingen daargelaten. We willen bezig zijn met onze eigen school, onze eigen dingetjes en dat is al moeilijk genoeg. Er zijn duizend en één argumenten te benoemen waarom we die veranderingen en activiteiten vooral niet moeten doen.
Maar we moeten wél verder.
Mijn bovenschoolse baas herinnert ons dan aan de doelgroep. De groep waar we het eigenlijk allemaal voor doen: de kinderen. Een mooi en idealistisch argument.
Mocht dat argument niet werken dan is er altijd nog het management informatie systeem, de terugkerende verantwoording van de schoolleider aan zijn werkgever, maar ook de inspectie.
Dat is zo slecht nog niet als het klinkt. Verantwoording afleggen in deze complexe samenleving is een groot goed, het zit hem in het elkaar informeren. Bereid zijn open te staan om zaken te delen én je kwetsbaar durven opstellen.
Dus bouw die schutting, maar maak hem niet te hoog.

vandenBerg

zondag 25 maart 2007

Een klein groot land



Ik zit in de trein, op weg naar een grote stad.
Op weg naar mijn intervisie collega’s. Nou ja, collega’s. We hebben gemeen dat we allemaal schoolleider zijn, of zijn geweest.
Toen wij in 1996 aan de opleiding schoolleider basisonderwijs begonnen, we waren zo ongeveer één van de eersten, herinner ik mij, beloofden we elkaar plechtig dat wanneer de opleiding afgerond zou zijn, we elkaar nog éénmaal per jaar treffen zouden.
Dat is dit jaar alweer voor de 11e keer en we noemen het intervisie.
Eigenlijk is het geen echte intervisie, maar op die manier kunnen we het dagje uit tenminste opvoeren als nascholing.
Inmiddels is een deel van onze club al met pensioen, de FPU of op een andere manier afgehaakt. Toen we begonnen waren de meesten al dik in de veertig en ja, als de jaren doortellen kom je als vanzelf tegen de leeftijd dat je aan (vervroegd) stoppen kan gaan denken.
Maar er zijn er ook die op een andere manier met het vak bezig zijn gegaan. De een is onderwijsadviseur geworden, de ander beleidsambtenaar bij een grote gemeente, de derde is gestart als supervisor, maar het gros, hoe opvallend, is meerscholen directeur of bovenschools manager geworden. Het geijkte loopbaanperspectief van een schoolleider in de 21e eeuw?
Ikzelf probeer daar op een andere manier mee bezig te zijn. Elf jaar geleden, toen ik toetrad tot de schoolleideropleiding, ik was rond de dertig, was ik de jongste van het stel. Nog steeds trouwens. Straks, als ik de trein uit stap en ze allemaal weer ontmoet op één van de scholen, ben ik automatisch weer het “jochie”, de Benjamin van het stel. Dan luisteren ze weer naar mijn verhalen over hoe ik me steeds maar weer zo kwaad kan maken over de onbegrijpelijke beleidsbeslissingen, het politieke gekonkel en zien we met allen het onderwijs, ons vak, steeds meer afglijden richting de afgrond.
Het lijkt soms wel of wij de enigen zijn die het zien en snappen, maar we zijn met te weinig om iets te kunnen doen.
En vandaag helemaal.
We zijn te gast op één van de scholen van een collega. Midden in een achterstandswijk, met alle problematiek van dien. We gaan naar een project dat de “sporttuinen” heet. Kinderen in de wijk bewegen te weinig. Naast het fysiek ontwikkelende aspect van sporten, heeft het ook een belangrijke bijdrage in ontwikkeling van sociale vaardigheden van kinderen. En het lijkt wel alsof we dat vergeten. Kinderen bewegen veel te weinig, zitten hele dagen achter een PC, of TV. Ze verweken, letterlijk en figuurlijk. Er zijn complete projecten nodig om ze achter de beeldbuizen vandaan te trekken, en om dat allemaal in de gaten te houden hebben ze in de dagarrangementen een goed alibi gevonden om kinderen 12 uur per dag te kunnen monitoren. Het lijkt allemaal veel gecontroleerder te worden, in plaats dat we van ruimte en vrijheid genieten kunnen.
De school waar we te gast zijn is in alles het tegenovergestelde van mijn eigen werkomgeving, echt alles. Omvang, populatie, personeel, gebouw, noem het maar op. De wijk is een triest gezicht, maar ik heb het gevoel dat er wél iets lééft. Er bruist iets, mensen die er wonen en werken hebben het gemeenschappelijke gevoel de schouders er onder te willen zetten. Mijn collega vertelt enthousiast over het optimisme dat onder haar personeel leeft, de ambities om aan het werk te gaan, met school- en persoonlijke ontwikkeling.
Dat is bij mijn personeel wel anders, daar is de beleefde veranderingsnoodzaak soms ver te zoeken. En dat terwijl we maar zo’n tweehonderd kilometer verderop zitten. De verschillen. Waar een klein land groot in kan zijn.

vandenBerg

donderdag 11 januari 2007

kijk op onderwijs








is een blog met verhalen, meningen en misschien wel een visie.
niet uit het boekje, maar uit het veld.

Door ervaringen, gesprekken, opleiding en ontwikkeling vormt zich een beeld over het functioneren van het basisonderwijs in mijn omgeving. Vanuit dit beeld, vanuit deze verhalen kan een prikkeling komen om eens stil te staan en onszelf eens af te vragen........ waar zijn we eigenlijk mee bezig?

En vooral....... waarom?

De antwoorden heb ik niet, althans, niet rechtstreeks. een mening wel. eigenzinnig, scherp, kritisch? of misschien wel eigenwijs, of egoïstisch.
Bedoeling is dat we in gesprek raken, want dan alleen kan de kwaliteit, die we zo nastreven, verbeterd worden.

vandenBerg