vrijdag 7 augustus 2009

8276

Achtduizend tweehonderd en zevenenzestig. achtduizend tweehonderd en zevenenzestig aanmeldingen voor de Pabo's het komende studiejaar.
Een ongekende stijging van het aantal aanmeldingen.
Management en docenten gaan handenwrijvend aan hun voorbereidingen beginnen. Want dit bewijst toch wel dat...... Ja wat bewijst dit eigenlijk?

Bewijst dit dat het vak van groepsleerkracht nu eindelijk een vak, een beroep is? Een leven lang leren en ontwikkelen, want je bent verantwoordelijk voor onze toekomstige generatie(s)?
Bewijst dit dat ons aankomend leertalent (ik vermijd opzettelijk het woord 'onderwijstalent' in deze) de professionele kladden bij elkaar heeft en ervoor durft te gáán!!??
Bewijst dit dat onderwijs inderdaad geen ondergeschoven kindje is, maar juist 'leading' dient te zijn in onze economie, onze geweldige op-gebakken-lucht-gebaseerde 24-uurs economie?

Of bewijst dit, dat wanneer het economisch wat slechter gaat, de 'veilige' baantjes als eerste gekozen gaan worden.
Ben trouwens benieuwd naar de aantallen jongens die zich hebben aangemeld. Heb daar niet zoveel vertrouwen in, geloof ook niet dat dat er veel zullen zijn.

Straks, let maar op, straks als de economie wat aan gaat trekken, zullen er velen afhaken, op zoek naar de realisatie van hun dromen.
En die liggen voor minimaal 5512 van die aanmeldingen NIET in het onderwijs.

Let maar op. Onthoud het getal. ;-)

woensdag 29 juli 2009

Don Quichote






Okay het is wat stil geweest. Om niet te zeggen, erg rustig en radiostil.
Heeft enkele redenen. Een daarvan is dat uw schrijver van deze edublog in een lichte identiteitscrisis terecht is gekomen. Zowel privé als professioneel.

In het huidige werk wat ik nu doe, sinds enkele maanden, kom ik op zeer verschillende scholen in het land. Ik ben schoolleider af.
En wat ik daar zie en tegenkom is enerzijds erg mooi, anderzijds bekruipen mij erg angstige gevoelens. Gevoelens van onmacht, onkunde, onbewust en onbekwaamheid.

En dat brengt mij in een lastige positie. Want de lezer van mijn blog kent mij als een kritisch, wellicht provocerend schrijver. En dat was vanuit de positie als schoolleider erg veilig.

Maar nu is dat anders. Nu wordt van mij verwacht dat ik stelling neem, visie toon en deze door het hele land ten toon spreid.
Graag zelfs.
Maar het bereik is zo klein.

Oh onderwijzend Nederland. Stap er toch van af. Geen onderwijs meer, maar leer het ze leren. Wees niet zo bang om los te laten, de schizofrenie van onze politiek, inspectie, besturen ten spijt. Kijk nou toch eens hoe het ook anders, beter (?) kan.

Volgens mij zijn kinderen niet veranderd. Wij zijn veranderd. De Grote Mensen.
Wij kunnen niet meer kijken zoals zij, wij kunnen niet meer leren zoals zij.
Maar we denken van wel.

Okay. Op weg nu en aan de slag. Heb inmiddels mijn passie hervonden, trek mijn harnas aan en trek ten strijde. Op naar Beter Onderwijs.

zaterdag 23 mei 2009

LosLaten


Aan de ene kant zijn er de scholen die kiezen voor een standaard aanpak. Even grofweg gezegd, de scholen die roepen dat de methodes die zij gebruiken een leidraad zijn voor het gegeven onderwijs. Maar met leidraad bedoelen ze in feite leidend. Het zijn de methodes die aan de hand van de kerndoelen geschreven zijn door de uitgeverijen. De kerndoelen vormen weer de indicatoren van het bijna enige leerlingvolgsysteem dat in ons onderwijsland als geldig beschouwd wordt. En de onderwijsinspectie deze als uitgangspunt neemt in haar onderzoek en certificering.
Een planning- en controlecyclus in een notendop.

Aan de andere kant zijn er scholen die het aandurven alle soorten van aanpak los te laten. Nemen het kind en de ontwikkeling als uitgangspunt. Soms kom ik een dergelijke school tegen. Niet een van de traditionele vernieuwers, Montessori, Dalton of het Vrije onderwijs, ook geen ateliers, maar een onderwijsvorm die zich niet laat vangen.

Van de week trof ik zo’n school. Kinderen mogen al met 3 jaar naar het gebouw, in een vorm van peuterspeelzaal en stromen door wanneer ouders, kind en leerkracht van mening zijn dat het er aan toe is. En zo gaat dat dan tot ze een jaar of 12 zijn.

Maar aangezien het een onderwijsinstelling is, wil de onderwijsinspectie daar ook iets over te zeggen hebben. Je raadt het al, de eindbeoordeling is onvoldoende. Aan de hand van de indicatorenlijst was de inspecteur tot de conclusie gekomen dat er veel niet te meten was en aangezien dit het tweede jaar op rij was, is het een onvoldoende geworden.
Halen ze volgend jaar weer een onvoldoende, krijgt deze school het stempel ‘zeer zwak’.

De directie van de school had al verzuchtend geconcludeerd dat de Eindtoets maar ingevoerd moest worden, de Entreetoets nog maar eens bekeken moest worden en er een paar methodes aangeschaft. Het idealisme was een kopje kleiner gemaakt.

zondag 19 april 2009

Dubbel



"Zij kennen het woord 'of' niet", hoorde ik van de week een leerkracht mopperen. Met "Zij" werd de directie van de school en en passant ook de interne begeleiders bedoeld. "Het is alleen maar 'en' 'en' !! ", ging haar felle betoog verder.

Op mijn vraag of ze daarover al in gesprek was gegaan keek ze me verontwaardigd aan, stootte de collega links van haar aan, wees met haar wijsvinger naar haar voorhoofd en vroeg zich hardop af of ik wel goed snik was. Ze was namelijk als éérste op het management afgestapt en had toch in klare taal duidelijk gemaakt dat het nu voor eens en voor altijd afgelopen moest zijn met steeds maar meer dingen erbij te moeten doen.

Ik liet het daar maar bij.

's Middags, tijdens een plenair rondje, uitte een andere leerkracht zijn zorg over de tendens dat ouders steeds minder de verantwoordelijkheid willen dragen voor de opvoeding van hun kinderen. Hij nam een ontwikkeling waar, waarbij meer en meer opvoedingstaken bij de school (hij bedoelde: bij mij) gelegd werden. En daar was hij het niet zo mee eens.

"Als we ons rijbewijs halen, kopen we een auto en dan gaan we leren rijden", hield een collega van mij eens een groep docenten voor. "Als we van de PABO, PA of kweekschool zijn gekomen, gaan we aan de slag en lijkt het wel alsof het leren stopt", betoogde hij verder.

Loop eens een willekeurige personeelskamer binnen van een willekeurige basisschool. Hoeveel vakbladen liggen daar? Ongelezen?
Okay, in de afgelopen twee decennia is er in ons vak nog nooit zoveel veranderd als in die hele 150 jaar dat er georganiseerd onderwijs plaatsvindt.
Maar als je toch meent dat het in het onderwijs steeds maar 'en' 'en' is en je vindt dat ouders zich minder verantwoordelijk zijn gaan gedragen, dan heb je de afgelopen 10 jaar toch écht onder een steen gelegen, dunkt me.




vandenBerg


zondag 22 maart 2009

Het Beste


Wie bepaalt nu eigenlijk wat goed is voor onze kinderen? Doen wij dat, de volwassen wereld, of doen zij dat zelf? Is het een combinatie van beide vragen en zo ja, wat is leidend?
Wordt het tijd om ons concept ‘school’ te gaan herzien?
Je zou het denken, want her en der ontstaan allerlei ‘nieuwe’ schoolvormen, iederwijs, leonardo, sterrenschool, noem ze maar op.
Maar telkens lijkt het alsof de kern niet geraakt wordt.

Ik was vorige week aan het werk met een schoolteam en tijdens een plenaire discussie vroeg ik hen naar één van de kernwaarden van waaruit zij hun werk doen.
“Voor mij is van belang dat ouders en kinderen mij vertrouwen”, gaf één van de leerkrachten aan.
Dat is een mooi uitgangspunt, beaamde ik en vroeg naar de wederkerigheid hierin.
“Wederkerigheid?’, antwoordde hij. “Ja”, zei ik, “waar zit het onvoorwaardelijke vertrouwen dat jij als professional hebt in de ouders én het kind?”.
Er ontstond enige commotie, want de vertrouwensvraag was nooit expliciet aan de orde geweest. Men vond dat de ouders en het kind er maar van uit moesten gaan dat dat wat de school deed, ook goed voor hen was.

Maar het uitgangspunt is voor mij duidelijk. Onvoorwaardelijk vertrouwen in elkaar, leerkracht, schoolleider, kind en ouder en aan de slag. Onvoorwaardelijk vertrouwen tot het tegendeel bewezen is.

Mijn zoon, hij wordt straks 16, sprak ik gisteren aan de telefoon. Hij zit niet zo lekker in zijn vel momenteel en zit in een moeilijke fase op school. Hij heeft het idee dat hij er niet zo bij hoort en het gevoel dat hij niet opgemerkt wordt. Niet door zijn klasgenootjes, niet door de docenten.
“Weet je, pap”, sprak hij,”ik geloof wel dat die mensen die doorgeleerd hebben veel kennis hebben. Dat willen ze mij steeds maar weer laten zien, door te vertellen hoeveel ze wel niet weten. Maar ik wil geen leraar die steeds laat zien hoeveel hij weet. Ik wil een leraar die míj kent, die wil weten wie ik ben en hoe doe en leer”.

Stil en trots staarde ik voor me uit. Ze weten écht wel wat het beste voor ze is, hoor. Die kinderen.

donderdag 12 februari 2009

Passie

“We doen het voor de kinderen!”, is een veelgehoorde uitspraak in ons vak.
Vaak hoor je dit zeggen door een vertwijfelde leerkracht, meestentijds een part-timer die met 20 uur in de week het gevoel heeft voor 40 uur te werken.
De uitspraak moet blijk geven van betrokkenheid en passie en dientengevolge aangeven dat er met hart voor de zaak gemakkelijk te veel uren gemaakt worden.

En dat is tevens ook het alibi. Een alibi om geen keuzes te hoeven maken. Niet na te denken waarom we dit vak ook alweer doen, en waarom we dat op deze school of in dit gebouw doen en met deze mensen.

Niet na te hoeven denken of de dingen die we dan doen, ook de goede dingen zijn om te doen en vooral waarom we juist deze dingen bedacht hadden om te gaan doen. Met de kinderen.
En dan is het erg gemakkelijk om al die dingen die er dan ‘moeten’ gebeuren aan te wijzen als complicerende factor, werkdrukverhogend, stressbevorderend. De ouders, de inspectie, het bestuur, het moeilijke kind, die lastige groep, het vervelende jaar, noem ze maar op.

Want als we doen wat we doen allemaal voor de kinderen is, dan kan ik écht voor nog eens 1010 uur per jaar aan werk bedenken dat we dan óók voor de kinderen zouden moeten doen.

Maar dat zal niet de bedoeling zijn.

zondag 11 januari 2009

Trein

Sinds kort reis ik regelmatig met de trein naar mijn werk.
En dan gebeurt er iets vreemds, in mijn ogen.
Als ik opstap, stappen met mij nog vele andere mensen op de trein. Allemaal op weg naar hun werk.
Drie stations later, stappen ál deze mensen uit en stappen er weer evenzovele ándere mensen weer in de trein om enkele stations later uit te stappen. Allemaal op weg naar hun werk.
Als ál dat werk nou eens drie stations terug, verhuizen zou, dan hoeft toch niemand meer op de trein te stappen en is ie ook niet zo druk meer?

Passend Onderwijs betekent dat er voor ieder kind een passend onderwijsarrangement aangeboden kan worden. Een bestuurlijke verplichting, die de scholen verder uit moeten werken. In gezamenlijkheid.
Maar betekent Passend Onderwijs ook thuisnabij onderwijs?
Met andere woorden, als ik mijn kind aanmeldt op de school bij mij in de wijk, krijgt ‘ie dan ook het passende onderwijsaanbod waar ik als ouder recht op heb?

Waar voorheen allerlei indicatoren een rol speelden in aannamebeleid van scholen, verwijzingscriteria en alle onderliggende toets-, test- en bewijslasten doet Passend Onderwijs vermoeden dat dit in één veeg van tafel geroetsjt wordt. Je meldt je kind aan en de school (lees: bestuur) regelt de rest.

Maar als die school nou eens besluit dat mijn kind geen passend onderwijsaanbod geven kan? Op basis van schoolprofiel, kaders en ambities? Als mijn kind nou niet naar die school in mijn wijk zou kunnen, om redenen die ik als ouder niet volgen kan?
Er is toch zoiets als recht op onderwijs? En recht op een ontwikkeling in een veilige, misschien wel thuisnabije omgeving?
Moet ik dan met mijn kind naar die andere school, drie wijken of dorpen verderop?

zaterdag 3 januari 2009

PLop

Mijn nichtje is een schat. Daar zal het niet aan liggen.
Ze zit nu in groep 5 en heeft een ‘achterstand’ van zo’n 11 maanden.
In groep 3 al kondigde mijn zus aan dat de letterherkenning niet zo lekker op gang kwam. En zoals het dan in de gemiddelde basisschool gaat, kregen zij en haar man te horen dat ze ‘rustig moesten afwachten’. Het zou wel loslopen.

Nou, dat deed het dus niet.
Inmiddels zijn we bijna twee jaar verder en in het eerste rapportgesprek (ook zoiets) kregen de ouders te horen dat hun kind voor remedial teaching aangemeld zal worden en groep 5 nog een keer over zal doen. Overigens was dit nieuws ook aan het kind zelf medegedeeld.
Goed voor je motivatie, denk ik dan. Eérst word je verteld dat je het best wel kan, beter je best moet doen (want het ligt altijd aan het kind, niet de omstandigheden), en dan ben je twee jaar ploeteren verder, krijg je in december al te horen dat je straks in juni van dit schooljaar niet over zal gaan.

“Ze is waarschijnlijk dyslectisch”, zei mijn zus. “Ze maakt van die omdraaiingen, spellend lezen, rekenen en spellen gaan ook niet lekker”.
En dan moet je weten dat mijn zus géén onderwijsprofessional is, maar gewoon een ouder die bij haar kind betrokken is.
Afgeserveerd werd ze, mijn zus. Door de leerkrachten van de school.
Er was niets aan de hand, volgens hen. Het kind stelde zich aan en bovendien was een dyslexieonderzoek veel te kostbaar. Er was budgettaire ruimte voor twee onderzoeken per jaar (op een totaal aantal kinderen van 200). En zij kwam er per definitie niet voor in aanmerking.
Bovendien, zo betoogde een van die onderwijsmammoeten aldaar, wat zou het opleveren, zo’n etiketje en dan weten dat ze dyslectisch is.

Ja, wat zou het opleveren. Wat zou het opleveren als je je eens zou verdiepen in hoe kinderen tot leren kunnen komen, zich vaardigheden, kennis en attitudes eigen maken die hen tot een volwaardig volwassendom brengen. Volgens mij is dat een kernopdracht van het werk dat je bent aangegaan als leerkracht. Een opdracht waaraan je je verbonden hebt met en door de werkgevers in je vak: die ouders met hun kinderen.

Want laten we eerlijk zijn, als ouders geen kinderen zouden hebben, zat je zonder werk.