zaterdag 20 september 2008

Hart

Een collega heeft gisteren afscheid genomen. Dertig jaar geleden werd hij als jonge, ambitieuze onderwijzer gevraagd om Hoofd der School te worden van een nieuwe school in een te bouwen wijk van een middelgrote stad in het zuiden van ons land. En nu, dertig jaar later staat hij tegenover ons om, zoals ze dat zeggen, met welverdiend pensioen te gaan.

Nadat reeds drie toespraken geweest waren, trad hij naar voren om de afgelopen decennia eens jaar voor jaar met ons door te nemen. En naarmate in zijn verhaal de jaren vorderden, nam ook zijn frustratie zichtbaar toe. “En het is uiteindelijk gelukt om het in die laatste jaren te overleven”, vertelde hij ons. Alsof hij bezig geweest was met een marathon en voor die laatste kilometers de energie ontbeerde om de finish te halen.

Had dan beter voor jezelf gezorgd, denk ik op zo’n moment, in plaats van te gaan lopen klagen.

De dag ervoor had ik aangekondigd dat ik, na vijfenhalfjaar op deze school werkzaam te zijn geweest, een nieuwe betrekking gevonden heb. Een baan die na een lange periode van onderzoek en opleiding een nieuwe impuls geven zal aan mijn ontwikkeling en professionaliteit. Maar vooral een baan die bij mij past, hoe ik ben, mijn dynamiek, competenties en beperkingen.

“Hoe kun je ons dit áándoen!!”, was een veel gehoorde reactie. “Je verlaat ons!”, kreeg ik van allerlei kanten. Teleurstelling, boosheid en verdriet. Er was een sfeer van onbegrip en machteloosheid. Sommigen gunnen het mij van harte, maar het overgrote deel voelt zich zwaar in de steek gelaten.
Op mijn vraag waarom hen dit zo zwaar viel, kreeg ik als antwoord dat het net nu niet goed uitkwam. “Waarom dan niet, want volgens mij is geen enkel moment een ‘goed’ moment?”, gaf ik terug. Ze vertelden me dat veel collega’s ontevreden waren, er veel gemopperd werd en ze niet lekker in hun vel zaten.
Op mijn vervolgvraag wie daar verbetering in zou moeten brengen, werd verbaasd mijn kant op gekeken. “Ja, JIJ natuurlijk, JIJ bent de directeur!”.

Ik vertelde dat ik na ruim vijf jaar tot de conclusie was gekomen dat mijn werk er op zat. De organisatie heeft veel gehad aan de dingen waar ik goed in ben en die ik goed kan, maar nu, jaren later, is het tijd dat iemand anders de nieuwe ontwikkelingen en wat daarin gevraagd wordt gaat begeleiden. Dat vraagt ándere competenties en dat zijn competenties die ik niet bezit, dus is voor mij de keus simpel.

Bovendien, zo vertelde ik, begon bij mij óók een gevoel van ontevredenheid op te komen. Ontevredenheid over de organisatieontwikkeling die niet meer parallel liep met mijn eigen, professionele ambities. En door de tijd te nemen en te onderzoeken waar en hoe ik die ambities vorm kan geven, is het besluit gevallen om weg te gaan en iets te gaan doen wat mij veel meer goed doet.
Je zou kunnen zeggen dat ik mijn hart volg.

En dat zouden eigenlijk eens meer onderwijsprofessionals moeten doen.

zondag 7 september 2008

Praten


Advies: laat ouders meer met andere ouders praten
Ouders moeten meer met andere ouders praten. De overheid moet initiatieven waardoor ouders met elkaar in contact komen stimuleren. Dat stelt de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) in een advies dat volgende week wordt aangeboden aan minister voor Jeugd en Gezin André Rouvoet (ChristenUnie).*




De bedoeling is dat ouders meer met elkaar gaan praten. Door meer te praten kunnen ze elkaar helpen in de opvoeding van hun kinderen. Dat is beter voor onze maatschappij.
Beter voor onze veiligheid, beter voor onze economie. Kinderen zijn immers de volwassenen van de toekomst. De managers, arbeiders, dieven en klaplopers. Maar ja, welke vader of moeder gaat tegen een andere ouder zeggen dat ‘ie zijn kind voor galg en rad ziet opgroeien?
Vorig jaar augustus, misschien kun je je het nog herinneren, is er een onderzoek geweest van maandblad J/M waaruit bleek dat ouders zichzelf wel goeie opvoeders vinden. Driekwart van de ouders is tevreden over de kwaliteit van het onderwijs dat hun kroost krijgt, hoewel ze zich wel zorgen maken over de effecten van het toenemend aantal zorgleerlingen in de school. Vier van de vijf ouders is van mening dat de samenleving aan het verloederen is. Ze maken zich zorgen over de onveiligheid op straat, moslimproblematiek en milieuvervuiling.
Tweederde van de ouders pleit dan ook voor een straffere hand van opvoeden, ze vinden kinderen brutaal, asociaal, stiekem en ongehoorzaam. Althans, kinderen van een ander, zelf zijn zij van mening dat zij het prima doen.
Fijne basis voor een goed gesprek, lijkt mij.

Ouders moeten meer met elkaar in gesprek, dat ondersteun ik wel. Op peuterspeelzaal, opvang en op school. Misschien moeten we net als vroeger van die clubjes als de KVO oprichten, samenkomsten organiseren met als gemeenschappelijk doel “leren van en met elkaar”.
En dan niet alleen ouders, maar ook álle bij de opvoeding en ontwikkeling betrokken professionals, via horizontale- en dwarsverbanden kennis en expertise uitwisselen, één grote kenniskring creëren.

Maar ja, als ik dan, zoals afgelopen week, in discussie moet met een aantal leerkrachten of we nu wel of niet gymtasjes moeten aanschaffen, het aantal te maken kleurkopieën bepalen, of nu wel of geen Engels karton ten behoeve van een verjaardagskalender gebruiken, is die kenniskring bij mij nog een punthoofd.


* Bron: Depers.nl