zondag 11 januari 2009

Trein

Sinds kort reis ik regelmatig met de trein naar mijn werk.
En dan gebeurt er iets vreemds, in mijn ogen.
Als ik opstap, stappen met mij nog vele andere mensen op de trein. Allemaal op weg naar hun werk.
Drie stations later, stappen ál deze mensen uit en stappen er weer evenzovele ándere mensen weer in de trein om enkele stations later uit te stappen. Allemaal op weg naar hun werk.
Als ál dat werk nou eens drie stations terug, verhuizen zou, dan hoeft toch niemand meer op de trein te stappen en is ie ook niet zo druk meer?

Passend Onderwijs betekent dat er voor ieder kind een passend onderwijsarrangement aangeboden kan worden. Een bestuurlijke verplichting, die de scholen verder uit moeten werken. In gezamenlijkheid.
Maar betekent Passend Onderwijs ook thuisnabij onderwijs?
Met andere woorden, als ik mijn kind aanmeldt op de school bij mij in de wijk, krijgt ‘ie dan ook het passende onderwijsaanbod waar ik als ouder recht op heb?

Waar voorheen allerlei indicatoren een rol speelden in aannamebeleid van scholen, verwijzingscriteria en alle onderliggende toets-, test- en bewijslasten doet Passend Onderwijs vermoeden dat dit in één veeg van tafel geroetsjt wordt. Je meldt je kind aan en de school (lees: bestuur) regelt de rest.

Maar als die school nou eens besluit dat mijn kind geen passend onderwijsaanbod geven kan? Op basis van schoolprofiel, kaders en ambities? Als mijn kind nou niet naar die school in mijn wijk zou kunnen, om redenen die ik als ouder niet volgen kan?
Er is toch zoiets als recht op onderwijs? En recht op een ontwikkeling in een veilige, misschien wel thuisnabije omgeving?
Moet ik dan met mijn kind naar die andere school, drie wijken of dorpen verderop?

zaterdag 3 januari 2009

PLop

Mijn nichtje is een schat. Daar zal het niet aan liggen.
Ze zit nu in groep 5 en heeft een ‘achterstand’ van zo’n 11 maanden.
In groep 3 al kondigde mijn zus aan dat de letterherkenning niet zo lekker op gang kwam. En zoals het dan in de gemiddelde basisschool gaat, kregen zij en haar man te horen dat ze ‘rustig moesten afwachten’. Het zou wel loslopen.

Nou, dat deed het dus niet.
Inmiddels zijn we bijna twee jaar verder en in het eerste rapportgesprek (ook zoiets) kregen de ouders te horen dat hun kind voor remedial teaching aangemeld zal worden en groep 5 nog een keer over zal doen. Overigens was dit nieuws ook aan het kind zelf medegedeeld.
Goed voor je motivatie, denk ik dan. Eérst word je verteld dat je het best wel kan, beter je best moet doen (want het ligt altijd aan het kind, niet de omstandigheden), en dan ben je twee jaar ploeteren verder, krijg je in december al te horen dat je straks in juni van dit schooljaar niet over zal gaan.

“Ze is waarschijnlijk dyslectisch”, zei mijn zus. “Ze maakt van die omdraaiingen, spellend lezen, rekenen en spellen gaan ook niet lekker”.
En dan moet je weten dat mijn zus géén onderwijsprofessional is, maar gewoon een ouder die bij haar kind betrokken is.
Afgeserveerd werd ze, mijn zus. Door de leerkrachten van de school.
Er was niets aan de hand, volgens hen. Het kind stelde zich aan en bovendien was een dyslexieonderzoek veel te kostbaar. Er was budgettaire ruimte voor twee onderzoeken per jaar (op een totaal aantal kinderen van 200). En zij kwam er per definitie niet voor in aanmerking.
Bovendien, zo betoogde een van die onderwijsmammoeten aldaar, wat zou het opleveren, zo’n etiketje en dan weten dat ze dyslectisch is.

Ja, wat zou het opleveren. Wat zou het opleveren als je je eens zou verdiepen in hoe kinderen tot leren kunnen komen, zich vaardigheden, kennis en attitudes eigen maken die hen tot een volwaardig volwassendom brengen. Volgens mij is dat een kernopdracht van het werk dat je bent aangegaan als leerkracht. Een opdracht waaraan je je verbonden hebt met en door de werkgevers in je vak: die ouders met hun kinderen.

Want laten we eerlijk zijn, als ouders geen kinderen zouden hebben, zat je zonder werk.