zaterdag 28 juni 2008

PaBo

Volgens de voorzitter van de belangenvereniging moeten de Pabo’s dicht. Sluiten, opdoeken en dichttimmeren die handel.
“Het is tijd dat er een streep gezet wordt onder dat wat niet beter wordt in twintig jaar”, aldus deze voorman. Logisch, deze opwinding. Nu blijkt dat na twee decennia in het werkveld nauwelijks een kwaliteitsslag is te maken en deze beroepsgroep moeilijk te bewegen valt, denk maar aan het hele IPB verhaal, wet BIO en de SBL lijsten, richten we ons op de bron: de opleiding. Afschaffen die handel.

In de provincie waar ik werk wordt dit proces op natuurlijke wijze een handje geholpen. Door het sterk dalende aantal aanmeldingen zullen van de vijf beschikbare opleidingen, er minimaal twee, misschien wel drie moeten sluiten komend schooljaar. Dat schiet lekker op.

De leerkracht meer een academicus laten zijn, die zich naast de pedagogische bekwaamheden ook zaken als onderzoeksvaardigheden en verdieping in onderwijskundige processen eigen moet maken. Met daarnaast de MBO-er die de kinderen begeleidt naar gymzaal en toilet, want daar is de eerstgenoemde groep véél te duur voor.
Maar ik mis de samenhang, ik ga dan een groep daartussen missen. Of is het zo dat de academicus zich bemoeit met het hoofd van de kinderen en de assistent met het hart?
Leg het mij uit, want ik raak de draad een beetje kwijt.
De integrale benadering, dáár gaat het toch om? We zijn nu een beetje die integraliteit aan het kwijtraken door het verlies van alle generalisten? Jonge leerkrachten mogen geen bewegingsonderwijs geven, want daar zijn ze niet bevoegd voor. Oudere leerkrachten mogen het wel, maar kunnen het vaak niet meer. En dan nog: is het vogelnestje nog steeds één van de kerndoelen?

Niks inzicht in didactische bekwaamheden. Communicatievaardigheden, inlevingsvermogen, informatie, koppelingen en verbindingen kunnen leggen, dáár gaat het om, volgens mij. Dát gecombineerd met een stevige morele verankering, is voor mij de basis van goed leerkrachtschap. Daarna zien we wel weer verder.
Kinderen zitten echt niet te wachten op een doorgeschoten HBO-er die ze de beginselen van de kernfusie zit uit te leggen om daarna met het hulpje naar de gymzaal gebracht te worden. En natuurlijk, ook aan de docentenzijde moeten we gebruik maken van ieders talenten. Erkende ongelijkheid noemen we dat. Maar zolang er op scholen de heersende moraal van het maaiveld blijft bestaan, zal deze ontwikkeling geen wortel schieten. Laat staan die van de academisch gevormde.

zaterdag 21 juni 2008

Markt


Een lokale stichting die een school in Zuid Oost Azië helpt, was van de week op bezoek om een woordje te doen over hun werk en hoe wij als school daar mee zouden kunnen helpen. “Doelgroepen verbinden” was de leus, een bewonderenswaardig streven.
Bij navraag bleek dat er binnen het (kleine) dorp waar ik werk, nog eens drie andere stichtingen zijn die allemaal nobele doelen nastreven in dat werelddeel aan de andere kant van onze aardbol. Drie.

De dag ervoor zaten we in vergadering met de medewerker kwaliteitszorg. Hij heeft als taak de ontwikkeling van de onderwijskwaliteit van de scholen binnen de stichting te volgen en te ondersteunen. Na een vergadering van bijna twee uur hebben we afspraken gemaakt hoe wij in een aantal plenaire bijeenkomsten een pedagogisch denkmodel gaan inzetten en implementeren in het team.

De bovenschoolse ICT coördinator was een beetje boos, omdat de uitnodiging naar alle leerkrachten niet goed was doorgecommuniceerd. De leerkrachten zouden een demonstratie krijgen van het nieuwe ICT-netwerk en er een beetje mee kunnen oefenen, zodat zij in augustus niet onbeslagen ten ijs komen als de nieuwe apparatuur geïnstalleerd is. Dus maakten we nieuwe afspraken, zodat hij komend schooljaar met het team aan de slag kan.

De projectleider ‘dagarrangementen’ wil graag dat wij onze declarabele uren, de uren die wij besteed hebben aan het ontwikkelen of het denken aan dagarrangementen, verantwoorden in een urenlijst. Op deze manier kan de Europese subsidie dekkend zijn voor het hele project. Daarna wil hij graag met ons aan tafel om te kijken hoe de ontwikkeling van de dagarrangementen nu vorm gaat krijgen en hoe de lijn opvang-onderwijs-sport ingevuld kan worden.

In mijn mailbox staat een uitnodiging van de medewerker personeelszaken om eens bij te praten over de mogelijkheden voor interne mobiliteit en loopbaanbeziningsdagen van het personeel. Ook het competentiegerichte werken van de ondersteuners moeten we niet uit het oog verliezen, dus daar moeten loopbaantrajecten voor ontwikkeld worden.

In samenwerking met twee andere stichtingen is de coördinator cultuureducatie druk bezig om ons team tot een ‘visie op cultuureducatie’ te bewegen. Zij heeft hiervoor een leuke spelvorm (zoals dat hoort bij deze tak van sport) ontdekt en heeft nu twee bijeenkomsten gepland waarin wij ‘aan de slag’ zullen gaan. Uiteindelijk is de bedoeling dat cultuur, kunst en erfgoed een vaste plek krijgen in ons onderwijsaanbod.

Het visiedocument ‘identiteit’, laat op zich wachten. Onze kerkelijk leiders, verenigd in een organisatie die de identiteitsontwikkeling van scholen in onze denominatie op de voet volgt, willen graag weten en zien hoe wij daar vorm aan geven. Meer dan de feestjes en partijen doen we eigenlijk niet, maar de identiteitskwestie moet eens goed doorgelicht worden.

Sinds februari hebben wij een coördinator verkeerseducatie. Ook hij is druk doende zijn werkzaamheden onmisbaar te maken, want verkeersveiligheid is een groot goed en essentieel voor het inzicht van kinderen in onze drukke infrastructuur.

Omdat het aantal kinderen met een rugzak absoluut gezien, op onze school vrij hoog is, is de ‘rugzakcoördinator’ toch twee dagen in de week druk bezig met plannen, bespreken, monitoren, verslaglegging en dossiervoering.
Dat de ‘rugzakkinderen’ ook op onze school een eerlijke (onderwijs-)kans verdienen behoeft geen uitleg. En daarom stuurt en begeleidt hij leerkrachten in het werken met deze doelgroep. Handelingsplannen, procesevaluaties, overleg met ouders en instanties, iedereen wordt er bij betrokken.

Eigenlijk geldt ditzelfde voor de ambulant begeleiders. Zowel die van een expertisecentrum, als de begeleiders die wij vanuit onze eigen ambulante dienst hebben. Hun werk bestaat bij de gratie van de rugzakleerling, dus die verdient álle aandacht die ze maar geven kunnen. In dat proces worden leerkrachten niet gespaard, want niet de leerkracht, maar zij zijn het die de expertise in huis hebben en is hun wil ook wet.

Iedereen die wat doet, wil wat. Of dat nou een goed doel is, of één van die vele specialisten die in en rond de organisatie rondlopen. Al die afzonderlijke instanties en instituten werken en vechten voor hun bestaansrecht, het is narennen en uithollen. Je wordt er doodmoe van en het is nooit af.
Een ‘dynamische’ omgeving wordt het ook wel genoemd. En dat ondernemerschap wordt alleen maar gestimuleerd. Stel je je op als onderwijskundig ondernemer, wordt je bedolven onder de specialisten die allemaal iets van je willen en iets hebben dat je absoluut nog niet had. Het lijkt af en toe wel een markt op woensdag.

zaterdag 7 juni 2008

McJob

Ik werk nog op zo’n school waar van oudsher alles onderling geregeld werd. De interieurverzorgsters waren in dienst van het bestuur, het bestuur zelf bestond nog uit de notabelen van het dorp (inclusief mijnheer pastoor), de dagelijkse was werd gedaan door enkele oma’s van de leerlingen, de tuin werd geharkt door de aanverwante opa’s en de vaders en moeders waren geregeld van de partij bij uitstapjes, excursies, knutsel- en spelletjesdagen en wat al niet meer zij.
Verjaardagsmutsen ten behoeve van de kinderen werden routinematig iedere dinsdag door enkele hand- en spanmoeders gedaan en tijdens het werken waren OP-ers en OOP-ers niet te beroerd wat extra tijd te steken in het reilen en zeilen van de schoolorganisatie. Met liefde werden gebouw, kinderen, cultuur en elkaar gekoesterd.
Het heeft een hoog dagboek-van-een-herdershond-gehalte, zoals een vriend van mij ooit eens de onderwijscultuur in deze regionen omschreef.

Met lichte paniek in de ogen kwamen ze achter elkaar mijn kantoor binnen stuiven. De conciërges, de poetsvrouwen en de administratief medewerker. Ze waren te gast geweest bij een bijeenkomst voor onderwijs ondersteunend personeel en hadden gehoord dat ook zij een portfolio konden gaan opstellen. Gewapend met een dikke map en een lijst van competenties, werd mij vriendelijk verzocht om een beeld te schetsen (schriftelijk dan wel) vanuit mijn standpunt als leidinggevende, van het niveau van de competenties.
Oh ja, dat moest wel snel gebeuren, want uiterlijk halverwege volgende week moest hun map ingevuld en wel afgeleverd worden aan de assessor. Anders waren we niet op tijd.
Op mijn vraag: “Op tijd? Waarvoor..?”, werd iets gemompeld over Europese subsidietrajecten, deadlines en projectgeld en werden de door mij geachte lijsten één voor één op tafel gedropt.
Zes lijsten, met een bulk aan omschrijvingen die ik, eerlijk en wel, binnen 4 dagen gereed moest hebben. Geen probleem.

Het EVC traject, zo heet het. Een traject voor OOP-ers om, geheel in de stijl van deze tijd, bewijzen aan te kunnen leveren voor hun competent-zijn. Niks nieuws, met leerkrachten zijn we al een tijdje aan het worstelen, maar ook dit echelon is in de greep gekomen van metingen, bekwaamheidseisen, competentiegericht werken en leren. En vooral: doe waar je goed in bent en wat je leuk vindt. En uiteraard zijn wij, schoolleiders, daar mede verantwoordelijk voor.
Toegegeven, ik heb wat moeite om die oudere poetsvrouw te moeten beoordelen op haar sociale competenties. Zeker wanneer zij met de voeten op een bureau uitgebreid zit te kletsen met haar poetscollegaatjes, want ze moet nu écht even een pauze hebben. En als zij mij dan ook nog aangeeft dat ze eigenlijk wel “iets in de kinderopvang” wil gaan doen, dan doemt bij mij het beeld op van die ene middag dat zij, de school ging net uit, over het kleuterplein fietste en op een haar na met haar voorwiel enkele kinderen miste. Als ze gevallen zouden zijn, had zij ze waarschijnlijk opgevangen. Dat zal ze wel bedoeld hebben.
Het zijn de ‘Mcjobs’ van de organisatie, die aan de onderkant bungelen en waarvan niemand eigenlijk echte toegevoegde waarde wil zien. Zij die het doen vaak ook niet.
En hoewel zij uitstervende zijn, is er toch wel wat voor te zeggen. Nou hoeft voor mij de dagelijkse was niet meteen weer naar de overbuurvrouw, maar ergens is die mate van betrokkenheid zo afkeuringswaardig nog niet. Ze zijn toch onderdeel van het systeem en verzorgen zeker een mate van sociale samenhang. En die glijdt nu langzaam maar zeker weg.