zaterdag 26 april 2008

Boeiend vermoeiend



Al vijf jaar lang ben ik met hem in gesprek. De voormalig teamleider, die in onze schoolorganisatie een andere taak en rol heeft gekregen, sinds de fusie. Informatie en Communicatie Technologie ligt hem wel, hij vindt het leuk om met computers bezig te zijn en nóg leuker om met computers en kinderen bezig te zijn.
Dus kreeg hij een nieuwe kans vijf jaar geleden. Aangezien hij een leidinggevende rol niet ambieerde, koos hij voor een taak als ICT coördinator. Een taak die inhield dat hij zich kon storten op zijn passie, de digitale (r) evolutie binnen de school.
Aanvankelijk zag het er naar uit dat zijn kennis en expertise menig leerling en leerkracht verder kon helpen in de digitale wereld. Hoewel, meer leerkrachten, dan leerlingen, want laatstgenoemden zijn in hun digitale ontwikkeling al mijlen verder dan een gemiddelde groepsleerkracht.
Maar gaandeweg werd zijn ambitie een beetje sleets. Hij bekommerde zich minder om de inhoud en ging steeds meer voor de vorm. Hield de ontwikkelingen niet meer bij en vond dat dit hem allemaal aangedaan was. Meer en meer werd hij slachtoffer van zijn omgeving en zijn zelfbeklag.
In de gesprekken die ik met hem had, kwam steeds weer naar voren dat hij in een hoek gedrukt werd en er op zijn leeftijd toch niets meer te kiezen viel. Als aangeschoten wild strompelde hij dan naar andere collega’s om zijn klaagzang te doen en telkens weer werd hij in dit gevoel bekrachtigd.

Zo verging het onze vrijwilliger.Hij was bij ons binnengekomen en wilde een functie als OOP-er. Na een jaar was het zover en nadat duidelijk was dat hij die rol krijgen kon en wat er van hem verwacht werd, ging hij aan de slag.
Al gauw bleek dat de klussen te veel waren, de coördinatie ervan broodnodig.
Ook dát wilde hij wel op zich nemen. Maar toen eenmaal de tweede OOP-er binnen was, ontbraken een aantal vaardigheden om hier een structuur in aan te brengen.
Telkens als er in overleg naar gevraagd werd, kreeg ik steevast het antwoord dat alles “liep”, het allemaal “goed ging” en op de voorbeelden die ik noemde kwam steevast “geen idee wat je bedoelt”.

Ik sprak enkele dagen geleden een leerkracht die het, zoals gewoonlijk, erg druk had. Op mijn vraag wat het dan allemaal zo druk maakte, gaf hij aan: “We moeten zo ontzettend veel, dan is het dit weer, dan is het dat weer..”.
Als een invoelende coach trachtte ik door te vragen. “Van wie en waarom moét je dan zoveel?”, vroeg ik hem. Ik had verwacht dat hij mij, als directeur, daar de schuld van zou geven, maar het antwoord was verrassend. “We moeten die rapporten, we moeten die documenten, aanvragen én het boek van rekenen moet uit, én we moeten ook nog die tekeningen maken en schilderijen maken voor ons lustrumfeestje…”.
“Maar waarom zeg je dan niet eens “doe ik niet nu’’ , tegen een aantal van die dingen. En leg je uit waarom je het nu niet doet en geef je aan wanneer je het wél gaat doen. Gewoon een beetje geven en nemen, beetje onderhandelen…?”, gaf ik hem mee.

Het is het aloude verhaal. In der beschränkung zeigt sich erst der meister, is de uitspraak van Goethe. Vrij vertaald: zeg ook eens nee!.
Maar ja, dát durven wij niet zo goed, want anders vind die ander mij misschien niet meer zo aardig. Dus wringen wij ons in allerlei haast onmogelijke bochten om communicatie, relatie en status hoog te houden, opdat de wereld ziet welk een fantastische arbeidsmoraal wij hebben. Niets is ons te gek.
Ach, onderwijs is en blijft boeiend vermoeiend.

zaterdag 19 april 2008

Werelds

Ik moest ’s avonds invallen voor iemand en had de opdracht om álle medezeggenschapsraden, directies, bestuur én algemeen directeur van een kleine scholenstichting in het westen van het land het Hoorns Model te introduceren. Het Hoorns Model is een gevolg, zo zou je kunnen stellen, van de wet wijziging onderwijstijden uit 2006. Een wet die het mogelijk maakt om de onderwijstijden, les- en vakantieroosters beter op “maat” te maken. Zoals tegenwoordig op “maat” maken gevleugelde woorden zijn.
Na mijn inleiding en toelichting, antwoorden op meest heikele vragen, gingen we met de groepen in dialoog. En uit die dialoog kwam een interessant gegeven naar voren, namelijk de vraag of kinderen (met name jonge kinderen) het wel aankunnen om langer dan 880 uur per jaar naar school te gaan.
Er waren ouders en leerkrachten die zich serieus afvroegen of hiermee de kinderen geen leed werd aangedaan.
Nog los van de suggestie die het bij mij opriep dat school een soort straftijd zou zijn, een periode van noodzakelijk kwaad, besefte ik weer eens te meer hoezeer een dergelijke ingreep dicht bij de emotie zit.
Bij ouders, want die hebben allemaal op school gezeten en hebben dientengevolge verstand van onderwijs. Bij leerkrachten, want die zien dat ze de jonge kinderen langer bezig moeten houden (wel anderhalf uur per week langer), de methodes daar niet op ingericht zijn (paniek) en de oudere kinderen zich sneller gaan vervelen, want die gaan evenredig omgekeerd korter naar school.

Bestuur en directies hielden zich in deze ietwat afzijdig, want zij zien de voordelen. Minder compensatievervanging, eenvoudiger vakantierooster en meer mogelijkheden voor gerichte inzet van personeel. Bovendien zaten zij waarschijnlijk met hun gedachten bij de Cao-onderhandelingen, die als het goed is hen een maandelijkse toelage opleveren gaat. De vakanties waren al gepland.

Vorige week zat ik bij een workshop over ICT in ons onderwijs. Een heel algemeen verhaal met allerlei statistieken en cijfers die aantoonden dat onderwijs in de hele digitale revolutie erg achteraan hobbelt en de slag maar niet maken kan. Of wil.
Dat dit voortkomt uit de persoonlijke competenties, interesses en vaardigheden van de individuele leerkracht behoeft geen betoog, maar dat dit ernstige consequenties hebben kan in aanbod en begeleiding van kinderen is wel degelijk een aandachtspunt!
Onze workshopleider schetste ons een beeld. Het beeld van het kind in zijn of haar situatie, waar het na schooltijd naar huis gaat. Op school braaf de rijtjes geoefend op de computer en eenmaal thuisgekomen naar de kamer om daar in te loggen in Hyves of weet ik veel wat voor vriendensite. Want dáár speelt het zich af, hield hij ons voor. Niet buiten, in de speeltuin of bij het buurjongetje, dáár, achter dat beeldscherm dát is hun wereld. En dat houden ze uren vol.

En het lijkt steeds meer of de grote mensen zich tegen dit soort ontwikkelingen verzetten. Of het nou 940 uur naar school gaan is als vierjarige, tijdens een Hyvesontmoeting terecht komen op een obscure site, de godsganse dag binnen zitten en te dik worden, we vinden het allemaal steeds zorgelijker worden.
En dan kan men in de media stellen dat onderwijs de weg kwijt is, met allerlei conceptvormingen, profilering en heuse concurrentiestrijd aangaan met elkaar, maar dat komt toch omdat we onze eigen normen een beetje kwijt zijn. Natuurlijk, opvoeden is normatief, maar dan moet je je eigen normen wél scherp kennen. Kinderen moeten deze wereld toch íngeleid worden? Dat is toch onze taak?
Een wereld die wij overigens zélf zo gemaakt hebben, toch?

vandenBerg